Vissen hebben ogen om te zien, maar zij kunnen men niet zien

Vandaag preek ik over vissen, jullie weten het allemaal dat Jehova God schept vissen op de vijfde dag. Verder Genesis 1:26 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ 

Maar jullie weten ook dat vissen hebben ogen om te zien, maar zij kunnen men niet zien, anders zwemen de vissen weg wanneer men hen gaat vangen. Ook weten jullie dat vissen hebben ander geest dan mens geest. Als een vis een mens kon zien, kon de vis aan mensen vragen waarom eten mensen vissen. Het is voor vissen niet mogelijk om tegen mensen te spreken, omdat Jehova God heeft de macht aan mensen geven om te heersen over de hele aarde. Verder wanneer men tegen een vis vraagt heb je nooit een men gezien, dan zou de vis zeggen, nee! ik heb nooit een men gezien maar ik heb wel gehoord dat Jehova God heeft mensen in zijn evenbeeld gemaakt om over de hele aarde te heersen. Dus mensen hebben ogen om te zien, maar zij kunnen mijn vader Jehova niet zien omdat Jehova God heersen over de heel universum, maar mensen weten en hebben gehoord dat mijn vader heeft de universum geschept.

Hoor naar mijn broer, mijn Koning Jezus Christus: Matteüs 12:40 Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven. Matteüs 13:47 Het is met het koninkrijk van de hemel ook als met een sleepnet dat in een meer werd geworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen.

Matteüs 13:47
1 Korintiërs 15:39 Elk aards lichaam is anders; het lichaam van een mens is enig in zijn soort, dat van een dier eveneens, dat van een vogel ook, en ook dat van een vis.
Genesis 1:20 God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ 21 En hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. 22 God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde.’ 23 Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag.

Genesis 1:26 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ Genesis 9:2 De dieren die in het wild leven, de vogels van de hemel, de dieren die op de aardbodem rondkruipen en de vissen van de zee zullen ontzag en angst voor jullie voelen – ze zijn in jullie macht. Prediker 9:12 Nooit weet de mens wanneer zijn tijd gekomen is: zoals de vissen verraderlijk worden gevangen door de fuik en de vogels door de val, zo wordt de mens verrast door de verraderlijke tijd, wanneer die als een klapnet op hem valt. Psalmen 8:9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee en alles wat trekt over de wegen der zeeën. Johannes 21:3 Petrus zei: ‘Ik ga vissen.’ ‘Wij gaan met je mee,’ zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets.


Jesaja 50:2 Waarom was er niemand toen ik kwam? Waarom antwoordde niemand toen ik riep? Zou mijn arm te kort zijn om te bevrijden? Ontbreekt het mij aan kracht om te redden? Alleen al door te dreigen laat ik de zee droogvallen en vorm ik rivieren om tot woestijn, waarin de vis stinkt door gebrek aan water en van dorst sterft Jona 2:1 De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. Matteüs 17:27 Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp daar je hengel uit en haal de vis die het eerst bijt van de haak. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor ons allebei. Lucas 5:7 Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken. Johannes 6:11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten